Een nieuwe eeuw, een nieuw geluid. Dit gold vooral in de binnenvaart rond de eeuwwisseling. Naast de stoommachine bewees de verbrandingsmotor zijn praktische toepasbaarheid. Rond 1920 gingen veel eigenaren van zeilschepen over op het laten inbouwen van een ruw-olie motor in hun schip.
Vaak waren dit gloeikopmotoren van bekende merken als Kromhout (is kracht), Industrie, Bolnes en Deutz. Eveneens veel gebruikte motoren in de binnenvaart waren de liggende petroleummotor van Van Rennes en de Appingedammer Brons met het befaamde verstuiverbakje.
De praktijk wees uit wat de nadelen van een omgebouwd zeilschip waren. Meestal moest voor het plaatsen van de motor een gedeelte van het laadruim opgeofferd worden. Ook de vorm van het achterschip bleek vaak een handicap. Om het hoogste rendement uit een motor te halen moet een optimale watertoevoer naar de schroef gewaarborgd zijn en dit is bij de volgebouwde zeilschepen zelden het geval.